De angstige krijgsheer en de vriendelijke rechter

De angstige krijgsheer en de vriendelijke rechter

‘Hoe zou hij er nú uitzien?’ Vol verwachting stelt mijn buurman naast me op de publieke tribune de vraag, die op ieders lippen ligt. Op de flyer van het Internationaal Strafhof staat nog een oude foto. Bosco Ntaganda heeft er een groene baret op, draagt een groen militair uniform en heeft twee mobiele telefoons in zijn linkerhand. Dat leven als commandant in Oost-Congo is definitief voorbij. De voortvluchtige krijgsheer klopte maandagochtend (18 maart) aan bij de Amerikaanse ambassade in Kigali met het verzoek overgebracht te worden naar het Internationaal Strafhof in Den Haag. Daarna ging alles razendsnel.

Acht dagen later wordt Ntaganda voorgeleid. Buiten geen demonstraties van aanhangers of tegenstanders, zoals met andere verdachten gebeurt. Op de publieke tribune zijn nog stoelen vrij. Een voorgeleiding van een verdachte trekt veel minder bekijks dan vroeger. Het is al bijna gewoon geworden.

De groene luxaflex gaan omhoog terwijl de rechter binnenkomt. De bezoekers op de publieke tribune staan op, net als de aanklagers, advocaten en functionarissen die achter het kogelvrij glas zitten. Als magistraat Ekaterina Trendafilova gaat zittten, volgt de hele zaal. Pas dan heb ik vol zicht op The Terminator, zoals zijn bijnaam luidt. In het beklaagdenbankje zie ik een timide man, die ineengedoken tussen twee bewakers op zijn stoel zit. Handen ergens verloren op zijn schoot. Hij kijkt naar beneden. Zijn ogen knipperen, en schieten heen en weer. Hij maakt een nerveuze en bange indruk. Ontredderd in deze vreemde wereld, waar alle ogen op hem zijn gericht. In niets de angstaanjagende krijgsheer. Zo heb ik nog nooit een verdachte meegemaakt in deze rechtszaal.

Het donkere kostuum dat Ntaganda draagt was duidelijk een haastklus. Het colbert past net niet. Het zit te strak om de borst, terwijl de rest te breed en te lang is. Ntaganda heeft het ronde gezicht en de relatief kleine ogen, zoals ik een dag eerder op een filmpje van Human Rights Watch had gezien. ‘Het is een roofdier,’ zegt een Congolese mannenstem in het Frans. ‘Hij executeert, en doodt alles. Hij verwoest alles.’ Anderen vertellen over het bloedbad in Kiwanja, waar in 2008 meer dan 150 mensen werden gedood op bevel van Ntaganda. Op minder dan een kilometer afstand van een basis van VN-blauwhelmen. Een jongetje van elf jaar vertelt hoe hij in 2010 door Ntaganda’s mannen werd ontvoerd, en als kindsoldaat moest meevechten. ‘We werden gemarteld, zodat we harder zouden worden.’

Rechter Trendfilova – haar gekapte haar keurig over de schouders gedrapeerd, bescheiden mascara en lippenstift – geeft twee fotografen exact 1,5 minuut de kans om het historische moment vast te leggen. Peter Dejong van persbureau AP richt een gigantische telelens op de verdachte. Ntaganda kijkt naar beneden, en probeert het vizier te ontwijken. Pas als hij denkt dat de fotografen hun aandacht hebben verlegd, kijkt hij op, en weet Dejong zijn blik te vangen. Staaltje vakmanschap, in luttele seconden.

De griffier leest de aanklachten voor. Oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid in Congo: het inzetten van kindsoldaten, moord, aanvallen op burgers, verkrachting, seksuele slavernij, plundering en vervolging.

Op de publieke tribune klinkt gegniffel als Trendafilova uitlegt dat ze straks niet alleen
zijn identiteitsgegevens, maar ook naar zijn beroep zal vragen.

Ntaganda staat op als hij de rechter toespreekt. Met haar vriendelijkheid probeert Trendafilova een sfeer van veiligheid te creëren. Maar de verdachte lijkt haar niet aan te durven kijken. Zijn stem klinkt opmerkelijk zacht. In het Kinyarwanda, de taal die hij het beste beheerst. ‘Mijn naam is Bosco Ntaganda, ik heb maar twee namen van mijn ouders gekregen.’ Ik denk aan de mensen die hem op de wereld zetten. Ntaganda werd op geboren op 5 november 1973, in Rwanda waar Tutsi’s zoals hij steeds verder in de verdrukking kwamen. Op zijn 17de trok hij naar Uganda om zich te voegen bij het Tutsi-rebellenleger van Paul Kagame. Na de genocide behoorde Ntaganda tot de troepen die jacht maakten op de Hutu-massamoordenaars die naar Congo waren gevlucht.

Ergens in die lange oorlogsjaren moet hij zijn ontspoord. Strijden voor wat wellicht een goede zaak leek, veranderde in oorlogsmisdrijven.

‘Ik was soldaat in Congo,’ legt hij kort uit.

Dat was uw beroep, vraagt Trendafilova voor de zekerheid. Haar Engels woorden, die via het Frans worden vertaald in het Kinyarwanda, komen met vertraging aan.

‘Ja. Dat was mijn beroep.’

Er ontstaat een misverstand als hij even later uitlegt: ‘Ik ben onschuldig aan de misdrijven waarvan ik verdacht wordt.’

‘Ik wil u liever niet interrumperen, want ik wil dat u zich op uw gemak voelt,’ glimlacht Trendafilova zachtaardig. De rechter die strikt en streng kan zijn, heeft lichte blosjes op haar wangen. Ze legt uit dat dit niet het moment waarop hij zijn positie kenbaar hoeft te maken. Daar is in latere zittingen tijd genoeg voor.

Hoe verwarrend zijn deze beelden en scènes? Hoe moeten wij ons verhouden tot een man die het grote kwaad vertegenwoordigt? Trendafilova geeft met haar humane bejegening het antwoord. Ze wijst op het principe: onschuldig tot het tegendeel bewezen is. Mijn gedachten gaan naar al die landen waar verdachten worden gefolterd, zoals Ntaganda als krijgsheer waarschijnlijk zelf bij gevangenen zou hebben bevolen. Hoe geruststellend is het dat hier, met alle kritiek die er op het strafhof mogelijk is, wel mensenrechten gelden.

Ntaganda’s advocaat heeft wel een klacht. Zijn gesprek met zijn cliënt werd door gevangenispersoneel afgebroken.

Ontoelaatbaar, stelt Trendafilova resoluut, elke verdachte heeft recht op vertrouwelijk overleg met zijn raadsman.

Ook kondigt de Parijse advocaat aan dat hij binnenkort voorlopige invrijheidstelling zal gaan eisen.

Langzaam ontspant Ntaganda. Hij herschikt zijn schouders, kijkt wat om zich heen, maakt met zijn tong zijn lippen nat, pakt zijn pen en schrijft iets op.

Na 50 minuten is de zitting voorbij.

Later in het mediacentrum spreek ik een ICC-functionaris. Hij refereert aan de banaliteit van het kwaad, beschreven door de filosofe Hannah Arendt naar aanleiding van het Eichmann-proces. ‘Als je mensen uit hun context haalt, dan kan gebeuren wat we vandaag hebben gezien.’

Peter Dejong toont me op zijn computer zijn portretten van Ntaganda. Ik kijk naar een gewone man, die je op straat tegen zou kunnen komen. Geen onaardig gezicht. Met een licht snorretje. Op een van de foto’s zie ik de forse bewaker, armen breeduit over elkaar, naast de veel kleinere Ntaganda zitten.

Inmiddels zijn de collega’s van de internationale persbureaus bezig om hun spullen te pakken. Ze bespreken hun volgende klus: vanavond een belangrijke voetbalwedstrijd. De uitslag lees ik later op internet: ‘Nederland hakt Roemenen in de pan.’

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>